Ik heb de witte water-lelie lief,
daar die zo blank is en zo stil haar kroon
uitplooit in 't licht.
Rijzend uit donker-koelen vijvergrond,
heeft zij het licht gevonden en ontsloot
toen blij het gouden hart.
Nu rust zij peinzend op het watervlak
en wenst niet meer...
Bespreking gedicht
Frederik van Eeden (1860-1932) was psychiater en schreef zowel proza als poëzie. Hij begon in 1883 literair werk te publiceren. Hij is vooral bekend gebleven door De kleine Johannes (1885) en Van de koele meren des doods (1900). Daarnaast werd hij bekend door het oprichten van de leefgemeenschap Walden (bij Bussum), een socialistische kolonie die bijna tien jaar heeft bestaan (1898-1907).
Het hier voorgedragen gedicht schreef hij in het eerste jaar dat Walden bestond. Van Eeden gebruikte daarna de waterlelie (later ook de lotusbloem) als embleem, hij liet op al zijn boeken een afbeelding ervan drukken.
Het gedicht bestaat uit drie strofen van ongelijke lengte, ook de regels verschillen in lengte, het heeft geen eindrijm. Wel is het metrum grotendeels volgehouden en zijn er hier en daar alliteratie en assonantie gebruikt.
De eerste strofe begint als een lofdicht, een ik-figuur verklaart zijn liefde aan de waterlelie. In de tweede strofe wordt de groei en ontwikkeling van de waterlelie beschreven: hoe zij van de bodem van de vijver naar de oppervlakte van het water rijst, hoe zij van het donker naar het licht is gegaan. In de derde strofe is zij tot rust gekomen, zonder verdere wensen.
De vraag is waarom de ik-figuur de waterlelie lief heeft. Volgens strofe 1 omdat zij blank (wit) is en haar kroonbladeren heeft geopend naar het licht. Maar wellicht is de waterlelie ook een voorbeeld voor de 'ik'. Wil hij zelf wit (rein, onbesmet) zijn, en stil, open zijn voor het licht (inzicht, religieuze of spirituele verlichting)? De waterlelie gaat een ontwikkeling door die de 'ik' wellicht ook gaat of moet gaan: van het donker naar het licht, het licht dat je zelf moet 'vinden', waarvoor je jezelf moet openstellen. De laatste twee regels zijn dan een ideaal einddoel: je bent aan de oppervlakte gekomen, in rust, er zijn geen verlangens meer.
Frederik van Eeden bleef tot in de jaren '20 publiceren. Dat hij al die jaren de witte bloem als symbool is blijven gebruiken, suggereert al dat dit gedicht een belangrijke betekenis voor hem moet hebben gehad, meer dan alleen een lofdicht op de schoonheid van de blanke waterlelie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten